Skip to content
Bank - Banque Van Breda

De meest gestelde vragen over de meerwaardebelasting

Bij Bank Van Breda besteden we de grootste zorg om u bij te staan bij het maken van de juiste financiële keuzes. Bij het maken van die keuzes kunnen we niet voorbij aan de fiscale implicaties en gevolgen. Nu de regering een akkoord bereikt heeft rond de meerwaardebelasting worden ook wij overspoeld met vragen over eventuele gevolgen voor de gekozen beleggingsstrategie. We bundelden de meest gestelde vragen en geven meteen ook enkele inzichten mee die u kunnen helpen bij het maken van de juiste keuzes.

De meest gestelde vragen over de meerwaardebelasting

Ik beleg via mijn managementvenootschap. Moet ik op de meerwaarden die mijn managementvennootschap realiseert de meerwaardebelasting betalen?

De meerwaardebelasting is een personenbelasting. Dat betekent dat ze enkel van toepassing is op natuurlijke personen. Fiscaal transparante structuren, zoals de burgerlijke maatschap, vallen in principe ook onder de meerwaardebelasting.

Het tarief van de meerwaardebelasting is vastgelegd op 10%.

De regels rond de meerwaarden die uw vennootschap realiseert wijzigen niet met uitzondering van een belasting van 5% op de meerwaarden die uw vennootschap realiseert op een verkoop.

Opgelet : Wanneer u vandaag belegd bent in de DBI-bevek die onze zusterbank Delen beheert en u zou beslissen om die bijvoorbeeld volgend jaar in 2026 te ‘verkopen’, dan spreken we strikt gezien over een ‘inkoop door het fonds’ en niet over een verkoop onder bezwarende titel. Hierdoor zou de meerwaardebelasting van 5%, niet van toepassing zijn.

Over welke meerwaarden gaat het dan precies?

Intresten die u van uw bank ontvangt op een zichtrekening, een spaarboekje en/of een termijnrekening zijn niet onderworpen aan de meerwaardebelasting. Eveneens vrijgesteld zijn meerwaarden van uw pensioenspaarfonds, een pensioenspaarverzekering of uw langetermijnsparen en uw aanvullend pensioen dat u bij uw werkgever of via uw vennootschap opbouwt.

Inkomsten die geen meerwaarde zijn en/of al belast werden via de roerende voorheffing ontsnappen eveneens. Het gaat dan bijvoorbeeld over dividenden, intresten of coupons. Daarop geldt de bestaande roerende voorheffing van 30 procent.

Welke meerwaarden worden dan wel geviseerd? Het gaat om meerwaarden van:

  • financiële activa (fondsen, obligaties, ETF’s, aandelen….),
  • verzekeringsproducten (TAK 21, TAK 26, TAK 23), mits niet reeds belast als roerend of beroepsinkomen
  • cryptoactiva en
  • valuta (incl fysiek goud)

Wanneer word ik concreet belast?

U wordt enkel belast bij de realisatie van een meerwaarde. De meerwaarde is het verschil tussen de verkoopwaarde en de aankoopwaarde.

Hoe wordt de aankoopwaarde bepaald? Voor aankopen die u vóór 31 december 2025 deed, zijn er twee mogelijkheden:

  1. Ofwel zal de koers van 31 december 2025 genomen worden als startwaarde.
  2. Ofwel kunt er ervoor kiezen de effectieve aankoopwaarde te nemen als die hoger lag. Van die hogere aanschaffingswaarde kunt u tot 31 december 2030 gebruikmaken. Verkoopt u in 2031, dan zal altijd de koers op 31 december 2025 genomen worden voor effecten die u voor die datum kocht

Alleen meerwaarden die opgebouwd worden na 31 december 2025 zullen worden belast.

Voorbeeld:
U kocht in 2017 voor 100.000 euro deelbewijzen van een beleggingsfonds.

SCENARIO 1:

Op 31/12/2025 is de portefeuille 120.000 euro waard. Verkoopt u het geheel in 2026 aan 150.000 euro, dan is er een meerwaarde van 30.000 euro.

SCENARIO 2:

Op 31/12/2025 is de portefeuille 80.000 euro waard. Verkoopt u het geheel in 2026 aan 95.000 euro, dan is er geen meerwaarde indien u kan bewijzen dat de werkelijke aankoopkoers hoger lag op moment van aankoop. Dit kan enkel tot en met 31.12.2030.

SCENARIO 3:

Op 31/12/2025 is de portefeuille 80.000 euro waard. Verkoopt u het geheel in 2031 aan 95.000 euro, dan is er een meerwaarde van 15.000 euro en kan u niet meer terugvallen op de aankoopkoers van voor 01/01/2026.

Wordt de volledige meerwaarde dan belast aan 10%?

Als belegger hebt u recht op een jaarlijkse vrijstelling van 10.000 euro, die jaarlijks geïndexeerd wordt. De vrijstelling kan jaarlijks, voor een maximale periode van 5 jaar, met 1.000 euro stijgen als u ze niet gebruikt. De maximale vrijstelling komt zo op 15.000 euro te liggen.

De vrijstelling kunt u alleen gebruiken door aangifte te doen van uw meerwaarden in uw belastingaangifte. De bank zelf zal er geen rekening mee houden en sowieso de 10% belasting op de meerwaarde afhouden.

U moet alle meerwaarden aangeven, ook de eventuele meerwaarden die al belast werden door uw bank. Liggen de totale meerwaarden lager dan 10.000 euro, dan geniet u van een volledige vrijstelling en kan u eventueel betaalde belastingen recupereren.

Liggen de aangegeven meerwaarden hoger dan 10.000 euro, dan zult u de belasting op die vrijgestelde schijf van 10.000 euro recupereren. Opgelet: de terugbetaling van de belasting ontvangt u mogelijk pas twee jaar later, na de verwerking van uw aangifte.

U kan ook kiezen voor het opt-out systeem waarbij de bank de belasting niet afhoudt. In dat systeem zullen de belasting en de vrijstelling op hetzelfde moment berekend worde en doet u geen voorafbetaling aan de staat. Het nadeel van de opt-out is wel dat u uw anonimiteit opgeeft. U moet de meerwaarde altijd aangeven, ook al blijft u onder de 10.000 euro. Als de meerwaarden door de bank belast worden, bent u niet verplicht deze aan te geven. Opgelet: dan verliest u wel de vrijstelling.

Wilt u gebruikmaken van de hogere aankoopwaarde dan de koers op 31 december 2025? Dan zal u dit bij uw belastingaangifte zelf moeten bewijzen. Wij als bank rekenen standaard met de koers op 31 december 2025.

De vrijstelling geldt per persoon. Als koppel kan u dus jaarlijks van een vrijstelling van 20.000 euro genieten. Gaat het om meerwaarden van beleggingen die behoren tot het gemeenschappelijke vermogen (gehuwd onder wettelijk stelsel of algehele gemeenschap) dan is er altijd een vrijstelling van minstens 20.000 euro, ook al worden de meerwaarden gerealiseerd op een rekening die op één van beide echtgenoten staat.

Bent u samenwonend of gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen dan heeft u ieder een vrijstelling van 10.000 euro.

Ik heb een maandelijks beleggingsplan lopen en er zijn natuurlijk verschillende aankoopkoersen. Hoe word ik dan belast bij een verkoop?

Heeft u als klant privé een maandelijks beleggingsplan lopen, dan zijn er natuurlijk verschillende aankoopkoersen. Hoe wordt u dan belast bij een verkoop?

Er wordt verondersteld dat de eerste aankopen ook het eerst verkocht worden (FIFO = first in, first out).

Opgelet: gaat het over aankopen van voor 31/12/2025 die vanaf 2026 met een meerwaarde verkocht worden, dan berekent u best de gemiddelde aankoopkoers van de verkochte stuks om na te gaan of deze hoger ligt dan de koers op 31/12/2025.

Voorbeeld:
In 2023 kocht u 240 stuks aan een gemiddelde aankoopkoers van 75 euro, in 2024 200 stuks aan 90 euro en in 2025 225 stuks aan 80 euro

In totaal werden er 665 stuks aangekocht voor een bedrag van 54.000 euro. Gemiddelde aankoopkoers = 81,20 euro

Indien de koers op 31/12/2025 hoger ligt, laat u de meerwaarde bij een verkoop best berekenen op deze hogere koers. Ligt de koers lager, dan kan u beter de werkelijke aankoopkoers hanteren mits u voor 2031 verkoopt.

Opgelet: Verkoopt u niet alle stuks, dan dient u wel de berekening te maken volgens de FIFO-methode.

 

In hoeverre wordt ook rekening gehouden met de minwaarden bij verkoop?

De minwaarden die u bij verkoop realiseert, kan u aftrekken van de meerwaarde. U kan de gerealiseerde minwaarden alleen in mindering brengen van de meerwaarden die u in hetzelfde jaar realiseert. Er is ook geen overdracht mogelijk indien de minwaarden hoger zijn dan de meerwaarden in een bepaald jaar. De aftrek van minwaarden verloopt via de belastingaangifte. U als belegger moet die minwaarden aangeven.

Kan ik de taks vermijden?

De vrijstelling van 10.000 euro per persoon kan u jaarlijks gebruiken.

U kan overwegen om jaarlijks een gedeelte van uw portefeuille te verkopen waardoor de meerwaarde als koppel onder de 20.000 euro blijft.

Voorbeeld:
U heeft een portefeuille privé als koppel van 1.000.000 euro op 31/12/2025.

Eind 2026 staat de portefeuille op 1.050.000 euro. U kan dan overwegen om 40% van de portefeuille te verkopen eind 2026, zijnde 420.000 euro, waarbij u als koppel een belastingvrije meerwaarde realiseert van 20.000 euro.

Stapt u begin 2027 terug in, dan zal de aankoopwaarde verhogen naar 420.000 euro + 600.000 euro, zijnde 1.020.000 euro.

Opgelet: bij latere verkopen geldt het FIFO-systeem. Er zal dus nog altijd eerst gekeken worden naar de meerwaarde ten opzichte van de oorspronkelijke 600.000 euro.

Een andere manier om de taks te vermijden is verliesposities te verkopen in een jaar waarin u ook substantiële meerwaarden realiseert.

Wat als ik mijn vastgoed via een vennootschap heb en die vennootschap verkoop? Hoe zit dat dan met de meerwaardebelasting?

Bezit u een participatie in een vennootschap van minstens 20%, dan kan u gebruik maken van een iets gunstigere regeling wanneer u een (gedeelte) van de participatie verkoopt.

Er geldt namelijk een vrijstelling van 1.000.000 euro. Deze vrijstelling geldt niet jaarlijks maar 5-jaarlijks.

Voor grotere meerwaarden zullen de volgende tarieven gelden:

1 tot 2,5 miljoen euro:                 1,25%

2,5 tot 5 miljoen euro:                 2,5%

5 tot 10 miljoen euro:                  5%

> 10 miljoen euro:                        10%

 

Voorbeeld:

U verkoopt aandelen en maakt daar 6 miljoen euro winst op:

De eerste 1 miljoen euro is vrijgesteld

Op de volgende 1,5 miljoen euro betaalt u 18.750 euro

Op de volgende 2,5 miljoen euro betaalt u 56.250 euro

Op de laatste 1 miljoen euro betaalt u 50.000 euro

In dit cijfervoorbeeld betaalt u 18.750 + 56.250 + 50.000 = 125.000 euro aan meerwaardetaks.

Goed om te weten: 
Dit aanmerkelijk belang wordt per persoon bekeken en kan dus niet opgeteld worden tussen bijvoorbeeld familieleden.

Pas op het moment van verkoop zal nagegaan worden of de aandeelhouder voldoet aan de grens van 20%. Voor wie dan slechts 19% van de aandelen bezit, blijft het gewone tarief van de meerwaardetaks van toepassing.

Stel dat u op een gegeven moment 30% van de aandelen bezit en u verkoopt 20%, dan valt u onder de regeling van het aanmerkelijk belang. Verkoopt u nadien de resterende 10% dan valt u onder het ‘gewone’ regime van de meerwaardebelasting. Belangrijk is dus om de laatste 20% steeds in zijn geheel te verkopen.

Het lijkt er dus op dat u als koppel samen 40% in onverdeeldheid moet aanhouden om gebruik te kunnen maken van de regeling van het aanmerkelijk belang.

Om de meerwaarde te berekenen, wordt naar de situatie op 31 december 2025 gekeken. Op dat moment zal van elke aandelenportefeuille als het ware een foto genomen worden. De komende vijf jaar kan ook de historische aankoopwaarde als basis genomen worden als zou blijken dat die hoger ligt dan de waarde van een aandeel op 31 december 2025.

Voor de waardebepaling van niet-beursgenoteerde bedrijven mag dus een beroep worden gedaan op een revisor of een onafhankelijke accountant, maar de fiscus moet die wel kunnen betwisten. Verschillende waarderingsmogelijkheden zijn toegelaten.

Vraag is wel wanneer deze waardering betwist kan worden. Stel dat een ondernemer in de loop van 2026 een waardering laat opmaken door een revisor en diezelfde ondernemers verkoopt zijn aandelen in 2040. Kan de fiscus dan de waardering van meer dan 10 jaar geleden aanvechten?

Wat bij schenkingen en erfenissen?

De meerwaardebelasting zou van toepassing zijn op meerwaarden die gerealiseerd worden naar aanleiding van een overdracht onder ‘bezwarende titel’. Zowel erfenissen als schenkingen worden niet beschouwd als transacties die aanleiding geven tot een meerwaardebelasting. Toch kunnen ze van belang zijn bij een latere verkoop. Bij een overlijden wordt erfbelasting betaald op de nalatenschap. Op dat moment is er geen meerwaardetaks verschuldigd. Verkoopt de erfgenaam de effecten later, dan wordt voor de aankoopkoers gekeken naar het moment van de erfenis. Alleen de meerwaarde die daarna is opgebouwd, wordt in rekening gebracht. Uiteraard is de startdatum ook hier ten vroegste 31 december 2025.

Bij een schenking ligt dat anders. Hier is wel de oorspronkelijke aanschafwaarde van toepassing. Ook in dit geval is de startdatum ten vroegste 31 december 2025.

In tegenstelling tot in eerdere ontwerpteksten zou een overdracht aan een belastingplichtige niet-inwoner niet langer worden gelijkgesteld met een overdracht onder bezwarende titel (behoudens gevallen van fiscaal misbruik). Dat is een goede zaak.

U kan dus een beleggingsportefeuille schenken aan een kind dat in het buitenland woont zonder dat de meerwaardebelasting dan verschuldigd is.

Verder zullen ook uitonverdeeldheidtredingen of inbrengen in de huwgemeenschap geen aanleiding geven tot de nieuwe meerwaardebelasting.

Opgelet: het gaat nog steeds enkel om een akkoord die moet omgezet worden in concrete wetteksten. Dus enige voorzichtigheid is geboden.