Twee generaties arts-specialisten onder één dak
Welke verschillen ervaren vader en dochter Dierickx?
Dat de appel vaak niet ver van de boom valt, bewijzen Carl en Carmen Dierickx. Vader en dochter kozen allebei voor het medische vak. Carl is sinds twee maanden orthopedisch chirurg op pensioen, Carmen is NKO-arts. Twee generaties arts-specialisten in hetzelfde gezin, dat zorgt al eens voor een pittig gesprek aan de familietafel. Dat is zeker zo als het gesprek over generatieverschillen gaat. Over hoe ouder naar jong kijkt en omgekeerd. Over hoe anders ouder en jong in het vak staan. Maar ook over wat hen bindt en hoe belangrijk samenwerken is. We vragen vader en dochter om hun visie en mening. Een boeiende babbel!
Onze generatie wordt nog te vaak gezien als de niet-ambitieuze generatie. Dat stoort me zeker. Ook wij willen de beste zorg bieden en delen dezelfde passie voor het vak. Maar net die verkeerde perceptie kan tot conflict leiden. Dat is jammer.
Amber Van Baelen
voorzitter VASO en pediater in opleiding
Ik stopte vijf jaar geleden met opereren. Stress rond de operatieplanning triggerde me om deze beslissing te nemen. De directie besloot om voortaan een verpleger boven de structuur van de operatiezaal aan te stellen die ons werk regelde.
We werkten al die jaren volgens het principe dat we het werk dat die dag binnenkwam ook effectief afwerkten. Tot 17.00 uur deden we de geplande operaties, daarna maakten we voldoende tijd voor de spoedgevallen van de dag. Maar dit veranderde plots. Voortaan zouden we al om 14.00 uur stoppen met de geplande operaties en daarna met de trauma operaties beginnen. Even later mochten we elke dag maar een maximum aantal operaties inplannen volgens een vast schema. De operatie van een tenniselleboog die iets langer zal duren dan het schema toelaat? De operatie werd uitgesteld en de patiënt in kwestie werd naar huis gestuurd. Ik had moeite met deze werkmethode, de jongere collega’s iets minder. Ze redeneren eerder zo: ‘Mijn werkdag zit erop, dus schuif ik de operatie door naar een collega of we stellen de operatie uit tot morgen.’ Ik kon dat niet. Het generatieverschil kwam toen duidelijk naar boven.

Het feit dat een ander mijn werk regelde, bezorgde me zoveel stress dat ik dicht tegen een burn-out aanzat. Onze job werd een nine-to-five job. Ik kon daar moeilijk mee leven en besloot om niet meer te opereren en enkel nog raadplegingen te doen.
Ik verwijt mijn jongere collega’s niets. Daar wil ik heel duidelijk over zijn. Deze werkmethode werd hen van hogerhand opgelegd door de planner in kwestie. En het kwam hun work-life balans ten goede, wat vaak heel belangrijk voor hen is. Ook daar heb ik begrip voor. Maar ik zag mezelf niet meer op deze manier ten volle meedraaien.
En ja, ik zag mijn kinderen minder omdat ik lange dagen maakte. Carmen zal dit beamen. Maar wie is goed bezig en wie niet? De oudere chirurg die minder thuis was of de jongere collega die om vijf uur naar huis gaat om de kinderen op te halen of om op tijd op de tennisbaan te staan? Niemand is in dit verhaal juist of fout. Maar het zorgt ongetwijfeld voor conflict tussen jong en ouder. En het was voor mij een reden om te stoppen met opereren.’
Carmen: ‘Heb ik als jongere arts het gevoel dat mijn work-life balans beter zit dan die van mijn vader destijds? Neen. Het was zijn keuze om zijn tijd zo in te delen. Die balans zat ook voor hem juist. Het maakte hem gelukkig. En als papa thuis was, was hij ook écht thuis. Als we op vakantie gingen, nam hij zijn werk niet mee. Weekend was weekend. Dat herinner ik me nog goed.’

Carmen, hecht de jongere generatie in het algemeen meer belang aan hun work-life balans? Staan ze anders in het vak?
Carmen: ‘Het gaat volgens mij vooral om een andere manier van agenda invulling. Er zijn best wel jonge artsen die bereid zijn om door te werken tot 20.00 uur. Maar dan ronden ze hun volgende werkdag soms graag om 12.00 uur af. Ze hechten belang aan de vrijheid om hun tijd zelf in te vullen.
Als jonge generatie artsen zijn we assertiever om andere keuzes te maken dan de vorige generatie. En inderdaad, er is geen foute keuze. Het is vooral belangrijk dat net die andere visies en meningen bespreekbaar blijven. Er kunnen bijvoorbeeld verschillen zijn tussen het aantal patiënten die je per dag ziet, want dit is ook afhankelijk van de subspecialisatie. En dat is niet erg, zolang je als arts de vrijheid hebt om zelf je agenda te regelen. We staan op dat vlak inderdaad meer op onze strepen. ’
Eisen patiënten nu ook meer tijd van hun arts dan vroeger?
Carmen: ‘Er is zeker een generatieverschil bij onze patiënten. De oudere populatie klopt sneller bij de iets oudere arts aan. Zij willen vooral gerustgesteld worden en volgen meestal netjes wat de arts voorschrijft. Ik zie vooral patiënten van mijn generatie. Zij zitten met meer vragen. Waarom moet ik deze medicatie nemen? Wat zijn de mogelijke nevenwerkingen? De jongere patiënt vraagt meer tijd. Ze stellen meer kritische vragen.’
Carl: ‘En weten het soms ook beter dan de arts. Ik heb het in deze context vaak over de VOMIT-patiënten of de ‘victims of modern imaging technology.’ Ik zag hen op het einde van mijn carrière elke dag. Patiënten denken dat er iets mis is met hun schouder en willen een foto van de schouder laten maken. Dat doen we. Maar nog voordat ze terug thuis zijn, hebben ze dankzij AI via e-health de foto op hun gsm. Ze gaan bij dokter Google langs die deze foto vertaalt en krijgen al meteen een therapievoorstel. En dan komen ze terug tot bij mij met een diagnose én een therapie. Praat dit dan nog maar eens uit hun hoofd. Als arts sta je op zo’n moment machteloos. AI en het internet maken ons vak soms zoveel moeilijker. Het pure klinische onderzoek wordt vaak vergeten. Bij schouderpijn is voor deze VOMIT-patiënten een echo of scan al genoeg om een diagnose te bepalen. Alsof beeldvorming meteen ook de diagnose geeft en klinisch onderzoek overbodig is. Vertrek je vanuit een verkeerde diagnose, dan is de stap naar een verkeerde operatie soms klein. Maar dat beseffen deze patiënten niet.’
Jongere artsen zouden vandaag meer werkdruk ervaren dan hun oudere collega’s. Wat bepaalt jouw werkdruk, Carmen?
Carmen: ‘Het feit dat ik soms geen controle over mijn agenda heb door dringende telefoontjes vanuit de spoedafdeling of van huisartsen. Ik voel meer rust als ik de dingen zelf kan inplannen. Ook de vele wachttijden zorgen voor extra werkdruk. En de lange wachtlijsten van mensen die jou nodig hebben. Als je een hoorapparaat wil, dan moet je bij mij 2 maanden wachten.’
Carl: ‘Ook dat komt volgens mij doordat er gemiddeld minder uren wordt gewerkt dan vroeger. Mijn vroegere en oudere collega’s namen zelden vakantie. Als het moest, werkten ze dag en nacht. Er zijn nu meer artsen, maar ze werken gemiddeld minder.’
Carmen: ‘Er zijn ook meer patiënten. Zeker bij arts-specialisten. Mensen maken vandaag sneller een afspraak bij een specialist.’
Als ik zie hoe Carmen elke dag opnieuw het beste van zichzelf geeft als NKO-arts, kan ik begrijpen dat deze perceptie haar pijn doet. Jonge collega’s hebben evenveel ambitie. Ze vullen hun ambitie wel vaak anders in. En dat zorgt soms voor spanning.
Carl Dierickx
Dokter
In hoeverre heeft de digitalisatie jullie werkdruk toch wel wat verminderd? En hoe anders gaan de jonge en iets oudere collega’s hiermee om?
Carl: ‘Toen ik begon, werkten we met dossiers op papier. Ik dicteerde, mijn secretaresse schreef alles uit. Dat heb ik tot mijn laatste dag zo gedaan. Nu schrijft Carmen haar eigen brieven.
Niet de digitalisatie an sich gaf me stress, wel de programma’s waarin we moesten werken die constant veranderden. Net als ik mijn weg had gevonden en het programma gewoon was, kwam er een nieuw programma. Nu moeten artsen voortaan ook digitaal factureren. Het gaat steeds sneller. Deze snelheid geeft me stress.’
Is de jongere generatie daar niet ietsje sneller in?
Carl: ‘Ik heb nog collega’s die weigeren om de digitale overstap te maken en dus nog altijd met papieren dossiers werken. Het is bij sommige mensen vechten tegen de bierkaai. Maar ook hier gaat het om programma’s en systemen die van bovenaf worden opgelegd. De directie beslist, ICT vertelt hoe het moet.
Carmen: ‘De jongere generatie is daar inderdaad sneller mee weg. Ik ben degene die het ICT-gebeuren op onze dienst regelt. Ik doe dit, omdat ik wil dat alles zo efficiënt mogelijk verloopt. Maar dat betekent ook dat ik bij verandering alles moet controleren vanuit praktisch en medisch oogpunt. Wordt onze ICT wel op de juiste manier ingezet? Dat geeft me zeker extra stress.’
Is samenwerken hier niet het enige juiste codewoord?
Carmen: ‘Het grootste verschil tussen de generaties is de ervaring. Zonder twijfel. Ik zit met iets en loop binnen bij een senior NKO-arts. We overleggen heel vaak. Ik maak gretig gebruik van de expertise die zij in al die jaren hebben opgebouwd. En zij zien hoe anders wij als jongere generatie met tijd omgaan. Zij kunnen daar zeker iets van opsteken. Jong en ouder worden rijker door samen te werken.
Maar hoe groter de dienst, hoe moeilijker het overleg. Als je op dienstniveau iets wil bespreken of veranderen, bots je op generaties en generatieverschillen. De jonge arts is ervan overtuigd dat hij een nieuw instrument nodig heeft. De oudere arts zegt: ‘Dit is te duur. Het lukte mij ook jarenlang zonder.’

Carl: ‘Ik heb drie jaar gewerkt aan een 3D labo. Bij moeilijke casussen van de schouder printte ik thuis, en later in het ziekenhuis, een 3D stuk van de schouder die we dan gebruikten tijdens de operaties. Zo kon ik op maat van mijn patiënt een instrument maken om die moeilijke schouderprothese of -fractuur netjes te kunnen plaatsen. Het duurde vier jaar voor de financiering van dit labo rond was, maar nu heeft het ziekenhuis wel een 3D labo. Prachtig, toch? Alleen jammer dat niemand dit labo nog gebruikt sinds ik gestopt ben met opereren. Want dat moet je na de uren doen en daar word je niet voor betaald.
Hetzelfde voor wetenschappelijk werk. Bij ons in de associatie was er niemand binnen onze groep die bereid was om ’s avonds nog wetenschappelijke artikels te schrijven en nadien te publiceren. Resultaat? Ik mocht les aan de universiteit geven dankzij mijn publicaties. Ik werd hierdoor ook stagemeester. Het gaf me zoveel voldoening om de jongere generatie mee op te leiden. Ik zag dit als een deel van mijn taak als chirurg. Ik gaf graag mijn expertise door en maakte daar ook graag extra tijd voor.’
Werkte jouw echtgenote ook, Carl?
Carl: ‘Neen. En dat is uiteraard ook een groot verschil met nu. Koppels werken nu bijna standaard allebei. Ik had de luxe dat mijn vrouw niet buitenshuis werkte. Zij was er voor het gezin en de kinderen. Ik moest me daar niets van aantrekken. Het creëerde voor mij meer ruimte om na de werkuren nog andere dingen te doen.’
Als je het opnieuw zou kunnen doen, zou je het dan toch op bepaalde vlakken anders aanpakken?
Carl: ‘Ik heb enkel spijt dat ik om drastische veranderingen die ik zelf niet in de hand had gestopt ben met opereren. Maar daarnaast zou ik net dezelfde keuzes maken. Ik heb in al die jaren de vrijheid om mijn tijd zelf in te delen heel sterk bewaakt. Een schouderpatiënt vraagt meer tijd dan een kniepatiënt. Ik was 20 tot 30 minuten met elke patiënt bezig. Collega’s die focussen op knieën en voeten zijn maximaal vijftien minuten bezig met een patiënt. Ik merk dat jongere collega’s de meer tijdsintensieve disciplines liever van zich afschuiven. Vijf knieprotheses per dag, dat lukt perfect. Vijf schouderprotheses per dag, dat is onmogelijk. Sommige disciplines brengen bijgevolg meer op en geven dan ook nog eens sneller een goed eindresultaat.
Het team heeft sinds mijn laatste dag als chirurg nog altijd geen nieuwe schouderchirurg. Dat doet ergens wel pijn, ja. De wachttijden lopen hierdoor enorm op, zoals in Nederland. Wat ik in al die jaren heb opgebouwd, dreigt nu verloren te gaan.’
Heeft de oudere generatie artsen een juist beeld van hun jongere collega’s, Carmen? Hoe zit het met hun perceptie?
Carmen: ‘Onze generatie wordt te vaak gezien als de niet-ambitieuze generatie. Dat stoort me zeker. Binnen onze grenzen die we harder verdedigen en anders leggen dan de vorige generaties, willen ook wij vooral hoge kwaliteitszorg bieden en zetten we alles op alles om hierin te slagen. Ook wij scholen ons volop bij. Ook wij gaan naar congressen. Zelfs als dit betekent dat we enkele dagen naar het buitenland moeten. We investeren hier graag in, zowel financieel als op tijdsvlak. We zijn even ambitieus, dat weet ik zeker. We delen zonder twijfel dezelfde passie voor het vak. Maar die verkeerde perceptie kan echt wel tot serieuze conflicten leiden. Dat is jammer.’
Carl: ‘En dat snap ik. Als ik zie hoe Carmen elke dag opnieuw het allerbeste van zichzelf geeft als NKO-arts, dan kan ik begrijpen dat deze perceptie haar pijn doet. Jonge collega’s hebben evenveel ambitie. Maar die ambitie wordt anders ingevuld. En dat zorgt soms voor spanning.’

Wat kan helpen om deze perceptie te ontkrachten en jong en ouder toch iets meer naar elkaar toe te laten groeien?
Carmen: ‘Open communicatie. Maar ook dat is niet altijd even gemakkelijk. Artsen zijn uiterst gevoelig voor invloeden van bovenaf. Als je dan een manager of extern iemand vraagt om net deze communicatie een duw in de rug te geven, dan is de kans groot dat de artsen zelf op hun achterste poten zullen staan. Er is op dat vlak wel nog wat werk aan de winkel.’
Carl: ‘Samenwerken betekent ook samen het juiste evenwicht zoeken. Ook tussen de verschillende generaties. Daar knelt nog vaak het schoentje. Die bereidheid moet er zijn. Van beide kanten. Maar het water blijft jammer genoeg nog iets te vaak te diep.’
Generatieverschillen bij medische vrije beroepen
De zogenaamde generatieverschillen blijken in de praktijk gelukkig niet zo zwart-wit. Ontdek wat de generaties artsen bindt.
download de brochure